WinkelmandjeBekijk/wijzig inhoud ×
  • Er zitten geen programma's in het winkelmandje.

Menu

2015/2

Polyfarmacie

Auteurs: Fiebrich, H. en Kramers, K.
2
Accreditatiepunten verlopen op: 9 april 2017
Dit programma is niet meer geaccrediteerd en kan daarom niet meer worden aangeschaft

Samenvatting

Door de vooruitgang van kennis en techniek kunnen we tegenwoordig steeds meer ziekten behandelen en genezen. Deze vooruitgang heeft echter ook een keerzijde: toename in het gebruik van geneesmiddelen door de patiënt en daaraan gerelateerd een toegenomen kans op problemen.
Er is sprake van polyfarmacie als een patiënt vijf of meer geneesmiddelen uit verschillende therapeutische groepen of subgroepen chronisch gebruikt. Gemiddeld ligt het aantal geneesmiddelen dat door deze groep gebruikt wordt echter nog hoger, namelijk op ongeveer negen tot tien! De meest voorkomende indicaties waarvoor deze middelen worden gegeven zijn diabetes mellitus, hypertensie, hypercholesterolemie, angina pectoris, slaapstoornissen en maagklachten. Het grootste deel van de medicatie betreft dientengevolge antistolling (60%), bètablokkers (47%), angiotensine-converterend enzym (ACE-)remmers (31%), cholesterolverlagende middelen (44%) en bloedglucoseverlagende middelen (19%). Ook maagzuurremmers, laxeermiddelen en benzodiazepinen worden in deze groep veelvuldig voorgeschreven.
Polyfarmacie komt vooral voor bij mensen ouder dan 65 jaar, terwijl het bij mensen jonger dan 40 jaar bijna nooit voorkomt. In de groep ouderen bedraagt het percentage patiënten met polyfarmacie bijna 45, oftewel 1,2 miljoen mensen in Nederland. Polyfarmacie gaat gepaard met risico’s. Voor de hand liggende risico’s zijn een toename van bijwerkingen en geneesmiddeleninteracties. Een minder zichtbaar risico van polyfarmacie is de verlaging van de therapietrouw en het risico op fouten bij de medicatieoverdracht.

Om polyfarmacie te kunnen verminderen moet de arts uiteraard alert zijn of de juiste indicatie aanwezig is (is het middel werkzaam voor deze patiënt in deze situatie) en op de veiligheid van het middel voor deze patiënt (hierbij valt te denken aan bijwerkingen en geneesmiddeleninteracties). Ook afwegingen over de resterende levensverwachting en de te verwachten winst voor de patiënt kunnen als hulpmiddel dienen om het gesprek met de patiënt over polyfarmacie aan te gaan.

Accreditatie

Voor dit nascholingsprogramma is voor 2 punten accreditatie toegekend onder ID205068 voor huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en artsen verstandelijk gehandicapten.

Inhoud

Blok A Veiligheid van polyfarmacie
A1 Casuïstiek
A2 Logistieke aspecten
A3 Farmacologische aspecten

Blok B Werkzaamheid en wenselijkheid
B1 Casuïstiek
B2 Wenselijkheid

Actie en verantwoording
Nadere bespreking van vragen en casuïstiek
Literatuur
Opdrachtblad ‘Invoering in de praktijk’
Teamoverleg/Hagro/FTO/WDH

Auteurs

Helle-Brit Fiebrich is in het Radboudumc in Nijmegen in opleiding tot internist met als aandachtsgebied klinische farmacologie en oncologie. In dit kader houdt zij zich bezig met medicatieveiligheid in het ziekenhuis. Ook is zij betrokken bij onderwijs aan studenten en artsen over medicatieveiligheid, interacties en goed geneesmiddelengebruik.
Belangenconflicten: geen.

Kees Kramers is internist/klinisch farmacoloog (principle lecturer) in het Radboudumc in Nijmegen en werkt ook in de apotheek klinische farmacie van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis. Hij is voorzitter van de sectie klinische farmacologie van de Nederlandse Internisten Vereniging. Hij is lid geweest van de HARM-WRESTLING-groep.
Belangenconflicten: geen.

Doelstellingen van dit nascholingsprogramma

Na afloop van deze nascholing:

  • hebt u stilgestaan bij uw omgang met patiënten met polyfarmacie, zodat u kon zien waarin uw handelwijze verschilde van de huidige inzichten;
  • weet u meer over de incidentie van polyfarmacie;
  • kent u de logistieke problemen van polyfarmacie;
  • weet u wat het effect is van polyfarmacie op therapietrouw en op risico’s rond medicatieoverdrachtsmomenten;
  • kent u het gebruik van de START/STOPP-criteria en weet u hoe deze u kunnen helpen om ongewenst medicatiegebruik tegen te gaan;
  • kent u de begrippen ‘number needed to treat’, ‘time to benefit’ en frailty en kunt deze gebruiken bij het beoordelen van de wenselijkheid van een geneesmiddelvoorschrift
  • weet u welke geneesmiddeleninteracties tot problemen leiden.

Video's bij dit programma

Let op: toegang tot aanvullende content is voorbehouden aan deelnemers
Dit programma is niet meer geaccrediteerd en kan daarom niet meer worden aangeschaft

  • Accreditatie bureau cluster 1

    Accreditatie bureau cluster 1
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten

    Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten
  • Verenso

    Verenso

Inloggen