WinkelmandjeBekijk/wijzig inhoud ×
  • Er zitten geen programma's in het winkelmandje.

Menu

2024/2

Antistolling in de klinische praktijk

Auteurs: Valke, L. en Leentjens, J.
3
Nascholingsuren te behalen tot: 30 april 2025

Antitrombotische middelen, zowel trombocytenaggregatieremmers als antistolling die stollingsfactoren remt, worden veel gebruikt in de dagelijkse praktijk. De belangrijkste bijwerking van deze medicijnen is het verhoogde risico op bloedingen. Het is daarom belangrijk dat patiënten de juiste soort en dosering antitrombotische medicijnen krijgen. Antitrombotica staan steevast in de top 3 van medicijnen die betrokken zijn bij (onnodige) ziekenhuisopnames. Het is voor de apotheker van belang kennis te hebben van de redenen van gebruik van antitrombotische middelen van de patiënt en daarin fouten te signaleren. Sommige antitrombotische middelen hebben namelijk interacties of zijn gecontra-indiceerd bij bepaalde aandoeningen. In dit nascholingsprogramma gaan we in op de fysiologie en de pathofysiologie van de stolling. Dit dient als basis voor de verschillende antitrombotische middelen met hun bijbehorende farmacokinetiek. Daarna worden de verschillende indicaties, contra-indicaties, voorzorgen en interacties bij het gebruik van antitrombotische middelen besproken. 

Accreditatie

Dit programma voor openbaar apothekers is door de KNMP onder ID 545947 geaccrediteerd voor 3 uur. U krijgt de punten toegekend als u de afsluitende toets succesvol (≥ 60 procent correct beantwoord) hebt afgerond.

Inhoud

BLOK A Hemostase en antistolling
A1 Fysiologie hemostase
A2 Pathofysiologie bloedstolling
A3 Overzicht antitrombotische middelen
A4 Farmacokinetische eigenschappen

BLOK B Indicaties, contra-indicaties en interacties
B1 Indicaties
B2 Contra-indicaties
B3 Interacties

Actie en verantwoording
Nadere bespreking van vragen en casuïstiek
Literatuur
Opdrachtblad ‘Invoering in de apotheek’
Farmaceutische patiëntenzorg (FPZ)
Afkortingenlijst
Toets voor Apothekers 2024/2

Auteurs

Lars Valke heeft geneeskunde gestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Na het behalen van zijn artsendiploma heeft hij de opleiding tot internist-vasculair geneeskundige gevolgd in het Rijnstate ziekenhuis Arnhem en het Radboudumc Nijmegen. Hij is gepromoveerd op de gepersonaliseerde behandeling van patiënten met hemofilie en aanverwante bloedingsziekten. Nadat hij tijdelijk als internist-vasculair geneeskundige bij het Hemofiliebehandelcentrum van het Amsterdam UMC, locatie AMC heeft gewerkt, werkt hij nu in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg.
L. Valke heeft geen financiële banden met de farmaceutische industrie, ontvangt geen onderzoeksgeld van commerciële partijen en heeft geen bedrijfsbelangen of andersoortige financiële relaties met betrekking tot dit onderwerp.

Jenneke Leentjens studeerde geneeskunde in Leuven, waarna ze promoveerde op het onderwerp immunomodulatie bij ernstige infectie bij de afdeling Interne geneeskunde aan het Radboudumc. Ze volgde de opleiding tot internist-vasculair geneeskundige en klinisch farmacoloog in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in ’s-Hertogenbosch en het Radboudumc Nijmegen. Daarna werd ze aangesteld bij de afdeling Vasculaire geneeskunde van het Radboudumc. Hier doet zij klinisch en translationeel onderzoek op het gebied van trombose en hemostase. Als themaleider antistolling is ze voorzitter van de regionale antistollingscommissie en leidt ze verschillende verbeterprojecten op het gebied van klinische antistollingszorg in het Radboudumc.
J. Leentjens meldt financiering van Bayer, BMS/Pfizer en Viatris, alle betaald aan haar afdeling. Ze heeft deze nascholing op persoonlijke titel geschreven en geen subsidie daarvoor ontvangen.

Doelstellingen

Na afronding van deze nascholing:

  • kent u de werkingsmechanismen van de normale bloedstolling en weet u welke ziekten kunnen ontstaan bij ontregeling van deze systemen;
  • kent u het werkingsmechanisme van de verschillende soorten antitrombotische middelen;
  • kent u de meest voorkomende indicaties van de verschillende soorten antitrombotische middelen;
  • kent u de verschillende interacties en contra-indicaties van antitrombotische middelen en weet u wanneer u contact moet opnemen met de voorschrijvend zorgverlener;
  • weet u welke combinaties van antitrombotische middelen mogelijk zijn.

  • KNMP

    KNMP

Inloggen